Scheiden en de oudedagsverplichting DGA
In de afgelopen jaren hebben veel directeur-grootaandeelhouders (DGA) hun pensioenaanspraken in de eigen BV omgezet in de oudedagsverplichting. De wet vereist voor deze omzetting de instemming van de partner van de DGA. Zonder instemming dus geen omzetting. Wat zijn nu de gevolgen bij scheiding?
Pensioen van de DGA en van de (ex) partner van de DGA
De wettelijke verdeling van een pensioenregeling is voor een DGA geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). Op basis hiervan ontstaat bij de scheiding aanspraak op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en 100% van het tot aan de scheidingsdatum opgebouwde partnerpensioen.
Indien deze pensioenaanspraak binnen de BV van de DGA wordt uitgevoerd, is in de rechtspraak uitgemaakt dat het deel van de ex-partner buiten de onderneming moet worden veiliggesteld. Doorgaans stort de BV dan een bedrag in een pensioenverzekering voor de ex-partner van de DGA. Tenzij hierdoor het voortbestaan van de onderneming in gevaar komt.
Indien partijen een andere verdeling wensen dan kan dit worden afgesproken in de huwelijkse voorwaarden of een echtscheidingsconvenant.
Effect omzetting oudedagsverplichting bij scheiding
Door de eerder genoemde omzetting van de pensioenaanspraken in de oudedagsverplichting is er feitelijk een “spaarpot voor later” binnen de BV ontstaan. Op uiterlijk de AOW leeftijd moet het aanwezige vermogen worden omgezet in een uitkering met een looptijd van (minimaal) 20 jaar. Na het overlijden van de DGA gaan de uitkeringen gewoon door op de erfgenamen.
Bij de scheiding is de vraag of men de oudedagsverplichting hierin moet betrekken. Bij gemeenschap van goederen valt de oudedagsverplichting gewoon in de huwelijkse boedel en wordt dus bij de scheiding verdeeld. Als men op huwelijkse voorwaarden is getrouwd zal de oudedagsverplichting doorgaans niet in de huwelijkse boedel vallen. Waar de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing was, ongeacht het huwelijksgoederen regiem, geldt dat dus niet voor de oudedagsverplichting. Enkel als de oudedagsverplichting onderdeel uitmaakt van de huwelijkse boedel zal deze bij de scheiding verdeeld moeten worden.
Bij overlijden kan de oudedagsverplichting enkel toekomen aan de erfgenamen. Het lijkt logisch dat de DGA zijn testament na de scheiding wijzigt waardoor de ex-partner geen erfgenaam meer is. Geen uitkering na het overlijden van de DGA dus. Dit terwijl er voor de omzetting gewoon sprake was van een partnerpensioen uit de pensioenregeling.
Spijt van de instemming met de omzetting?
Indien de scheiding kort na de omzetting plaatsvindt, komt de vraag op of de ex-partner van de DGA spijt heeft van de instemming. De positie kan door de omzetting namelijk behoorlijk zijn verslechterd. Of men bij de omzetting voldoende compensatie heeft afgesproken voor deze verslechtering zal van invloed zijn op de vraag of er een beroep op dwaling kan worden gedaan.
Paul van Ravenzwaaij
JAN© Pensioenadviseurs B.V.
REAGEER OP DEZE BLOG